Jan Beutener

SCHILDERIJEN

Wim Beeren

De schilderijen geven ons meubelen, gordijnen, muren, deuren, vensters, schermen, natuur, bomen, planten en bloemen, licht van ochtend tot nacht. Maar abstraherende componenten ontbreken niet en altijd is er sprake van controleerbaar doordachte composities. De voorstellende taferelen zijn soms in abstraherende structuren gevat maar vaker tref je situaties die intrigeren en dat mede doen door hun gemankeerdheid, doordat er fragmenten zijn ontnomen van situaties die het oog van de kunstenaar in hun geheel heeft waargenomen of die hij en wij voor ogen kunnen halen maar die je in het beeld worden onthouden. Kortom, er is niet teveel om op te sommen maar wel zoveel dat het moeilijk is tot een synthetische benoeming te komen. En toch. Mij valt bovenal op dat Jan Beutener zich als meester tot zijn schilderijen verhoudt. Met alle kwaliteiten van zijn vakmanschap, met volle inzet van zijn intellect en met zijn persoonlijke habitus als aanstichter. In omgekeerde volgorde gebracht kan zijn opmerkzaamheid naar (en zijn geïntrigeerd zijn door) en soms een geamuseerd uitvinden daarvan het aanstichten bewerkstelligen. Het intellect bepaalt rangorde en dosering van gegevens, bepaalt ook met de creatieve fantasie de aard van de intrige. En als een voorwaarde tot beeldvorming is daar het superieure vakmanschap dat niet abstineert, integendeel alles voorstelbaar maakt en bij tijden tot eigen picturale geneugten verleidt. Dit alles maakt het de beschouwer mogelijk te zeggen dat Beutener zich tot zijn schilderijen zet, daarmee aangevend dat de actie van zijn schilderen van stonde af aan de inzet van al zijn gaven verdisconteert. Chargerend (d.w.z. verduidelijkend en versimpelend) beweer ik dat tegenover het zogenaamde aanrotzooien van Appel, dat in werkelijkheid het per momentum intuïtief en kwalificerend reageren is op de wisselende situaties die zich in een creatief proces kunnen voordoen, dat hier tegenover het werk van Beutener zich verhoudt als een wilsbesluit. Wat bedoel ik te zeggen met dat woord 'wilsbesluit' en met mijn bewering dat hij zich als meester tot zijn kunst verhoudt? Dit: Jan Beutener laat zich niet overweldigen door een visioen, noch door het pulseren van de materie, noch door de roes-momenten van zijn gemoed. Hij danst en raast niet in een 'bateau ivre ' over de golven maar staat aan het roer van een schip dat door realiteit en verbeelding vaart.

De erkenning van de natuurlijke verschijnselen staat bij hem voorop en hij dwingt als meester de formulering daarvan af zo dat hij er ons mee kan fascineren of, meer dan dat, vervoeren. Doctrinair is hij niet. Voor iets stelligs biedt hij altijd een poëtisch alternatief, en een lyrische waarneming reguleert hij in een constructie. Hij is een man van evenwichtige verhoudingen die de magische eigenschappen van de kunst kent. Hij zou dus in het spoor van Mondriaan kunnen werken. Kijk naar zijn schilderij 'Dutch'; hij zet de verticaal op de horizontale lijn maar vertaalt deze in natuur, zet de verticalen deels als boom op het horizontaal van een sloot die weer parallel loopt aan de horizon van het land. En laat, speels in tegenspraak, herfstige bladeren aan de boord van het schilderij ranken.

In 'Binnenskamers' is er sprake van een formele verhouding tussen cirkel en rechten. Die compositie had Lissitzky kunnen boeien. Maar dan wil de curve van zijn abstractie af en wil tafel zijn en eenmaal tafel zijnde, met de vlammen van groei in zijn blad, bewerkstelligt hij een andere ruimte, is niet langer curve naast een doorsneden rechthoek maar verheft zich als tafel boven een vloer. En met euvele moed legt de kunstenaar dan nog een mes op tafel, een metalen designproduct, dat op andere wijze dan het hout het veronderstelde licht repliceert. Blits tegenover gloed. De werkelijkheid gaf aanleiding maar de meester beslist over zijn aanzien binnen dit werk, zoals hij zelf zegt: (over) "een object waarin ik iedere vorm en ruimte kan suggereren". Zo kan hij werkelijkheid ook met genoegen inpakken, soms bijna letterlijk in kisten, en met touwen of als 't over een boom gaat met een bast, of met een schil als een aardappel het onderwerp is. En zelfs knoopt hij, in een Magritteske bui, een obelisk dicht met wolken en al. Maar het plezier schijnt er ook te zijn als hij de zaken uitpakt, de aardappel 'stripped bare', het schilderij uit zijn verpakking en soms uit zijn eigen beeltenis gehaald. Er is nog meer in de kunstenaar. De vreugde van het ontnemen aan situaties. Wie verdween van het dak? Wie liet dat gekneusde zakdoekje liggen in de leunstoel? Wie droeg dat jack? Wie zaten er in die kostuums? Wiens hand kwam over de rand van de omheining? Wie lag te zonnen achter het windscherm? Hij plaagt ons toch niet, of zich zelf? Het zou de schijn kunnen hebben, want wat stelt het allemaal voor als hij de liefde niet heeft? Die liefde is er, beweer ik, bij uitstek in het licht, voor het licht. Het licht op de materialen van hout tot zink en plastic, het licht op de zijden deken, het licht en zijn effecten van schaduwen in de stoel, theatraal in de plooien van een gordijn, het licht van de dag, van de schemer en van het voor het donker in een stoel? De verrukking van warmte en licht van een kanaal omrand door bomen, nog net op tijd gevat in de geometrie. En dan ten slotte het licht op dat voor mij nog altijd prachtige schilderij 'In de zon'. Ik denk nog even terug aan de mankerende neiging van Jan, aan het schilderij van de man wiens hoofd van achteren wordt getoond en wiens fysionomie boud wordt onthouden. Maar hier, tegen een planken wand verbeelden we ons een schaduw te zien van de schilder die zich, zoals in al zijn werk tezelfdertijd verhult en openbaart. 

[uit: openingspeech gehouden bij de solo tentoonstelling Jan Beutener].
Wim Beeren was directeur van het Stedelijk museum Amsterdam